. . . Professionals Kennisdossier Geweld in Jeugdzorg Module 5.1 kennisdossier

Hoe ga je het gesprek aan?

Als hulpverlener is het goed om een aantal dingen te weten en te doen tijdens een gesprek met een slachtoffer van geweld in de jeugdzorg.  

Het kan moeilijk zijn om over het geweld te praten. Voor het slachtoffer en voor de hulpverlener. Hier zijn verschillende redenen voor. Daarnaast is goed om rekening te houden met sommige triggers of gedrag. Ook kun je een aantal dingen doen tijdens het gesprek. De tips hieronder zijn opgesteld door de slachtoffers zelf. Dat hebben zij samen met een psychiater gedaan. Deze psychiater is gespecialiseerd in trauma dat is ontstaan in de kindertijd. 

Wat moet je weten?

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een slachtoffer niet uit zichzelf over het geweld begint. Een deel hiervan is besproken in module 4.

  • Slachtoffers vergelijken het opgroeien in de jeugdzorg soms met opgroeien in een sekte. Het pleeggezin of internaat waar zij zaten bepaalde alles. Zij mochten niet met de buitenwereld praten over wat er in het gezin of internaat gebeurde. Hierom vinden sommigen het nog steeds moeilijk om te praten over het geweld dat zij daar hebben meegemaakt.
  • Slachtoffers kunnen zich schamen voor wat er gebeurd is en wat de gevolgen van het geweld zijn. Anderen schamen zich dat ze er niks aan durfden te doen. ‘Had ik me maar meer verzet’ of ‘ik had het kunnen voorkomen’. Dit zijn gedachten die mensen soms jaren achtervolgen.


‘Er is teveel gebeurd. Dikwijls heb ik uit schaamte kwalijke zaken gebagatelliseerd. Veel was toch te moeilijk om uit te spreken waardoor misverstanden zouden kunnen ontstaan en wilde daarmee voorkomen om pijnlijke opmerkingen te moeten horen. Tijdens sessies hield ik me vaak groot. Voor anderen is dat dan moeilijk te begrijpen. En leg gevoelens of schandaligheden maar eens uit als schaamte de boventoon voert. Waarschijnlijk kan ik niet goed genoeg uitspreken wat verdriet met me heeft gedaan en nog doet. Als ik al een op- of aanmerking kreeg, liet ik het gesprek varen en kwam er maar niet meer op terug. Wil me niet laten beledigen!’

  • Erover praten kan hen verdrietig maken. Mensen kunnen rouwen over de aandacht, liefde en mogelijkheden die zij als kind gemist hebben.
  • Veel slachtoffers geven aan dat zij in het verleden niet geloofd werden. Hierdoor vinden sommige slachtoffers het moeilijk om over het geweld te praten, omdat ze bang zijn weer niet geloofd te worden.

‘Mijn psycholoog geloofde mij niet. Hij zei ‘weet u zeker dat u dit niet verzonnen heeft?’

  • Sommige slachtoffers kunnen boos worden als zij erover praten. Vaak werden zij gedwongen om hun gevoelens weg te stoppen. Ook zijn veel slachtoffers teleurgesteld. Ze zijn boos en teleurgesteld dat er zo weinig aandacht is voor wat er gebeurd is. 

Ook hulpverleners weten soms niet hoe ze over geweld moeten praten. Ze kunnen het ongemakkelijk vinden. Of te weinig weten over het onderwerp. Je bent dus niet de enige als je het lastig vindt om over geweld te praten.

Slachtoffers en hulpverleners weten vaak niet wat de gevolgen van geweld zijn. En welke klachten iemand kan krijgen na geweld. 

Sommige slachtoffers dachten pas aan de gevolgen van het geweld na het rapport. Zij beseften zich toen dat zij ook klachten hadden die met dat geweld te maken hadden. En dat zij niet alleen zijn.

Veel slachtoffers hebben een slechte ervaring met hulp. Of met een andere hulpverlener.

  • Iemand moet soms lang wachten voordat hij of zij hulp krijgt. Dat kan ervoor zorgen dat die persoon geen hulp zoekt of wil. 
  • Soms heeft iemand wel eerder hulp gezocht, maar voelde die persoon zich toen niet geholpen. Er zit gemiddeld 15 jaar tussen het moment waarop slachtoffers hulp zoeken, en het moment waarop ze het gevoel hebben echt geholpen te worden. 
  • Sommige slachtoffers hebben een slechte ervaring met een eerdere hulpverlener. Er werd niet naar hen geluisterd. Of ze hebben geen of verkeerde hulp gekregen. Daardoor kunnen zij zich wantrouwend opstellen. Ook kunnen zij je gaan ‘toetsen’: ‘Heb ik iets aan jou?’, ‘Kun je me wel aan?’ of ‘Weet jij wél hoe je me kunt helpen?’. 


‘Omdat ik gewoon ernstig het idee heb dat hulpverleners, hoe leuk hun studie ook is die ze allemaal doen, laag of hoog niveau, niet snappen dat wat in de jeugd misschien kapot wordt gemaakt ook nog kapot is als je (leeftijd) bent. En dat je dus eigenlijk nog steeds, gelukkig in veel mindere mate, in heel veel situaties alleen maar aan het overleven bent’. 

Sommige slachtoffers hebben het idee dat hulpverleners elkaar beschermen. Dat de ‘nieuwe’ hulpverlener de ‘oude’ automatisch gelijk zal geven. Slachtoffers geven aan dat veel hulpverleners het moeilijk vinden om een mening te vormen. Dit, omdat het vaak om het handelen van een collega gaat. Het is daarom belangrijk om te weten wat er gebeurd is, en hoe jouw voorganger gereageerd heeft.

Slachtoffers kunnen een laag of negatief zelfbeeld hebben. Slachtoffers praten vaak over zichzelf als ‘mislukt’. Een persoon die niet voldoet aan (eigen) verwachtingen, of een slecht mens dat geen recht heeft op meevallers of geluk. Dat wil niet zeggen dat ze niet krachtig kunnen zijn. Of dat zij niet weten dat hen onrecht is aangedaan.

Slachtoffers willen erkenning. Van wat er met hen gebeurd is en het onrecht dat hen is aangedaan. Ze willen dat er aandacht besteed wordt aan hun verhaal en dat zij serieus genomen worden. Zij willen deze erkenning van de overheid, de samenleving, en van jou als hulpverlener.

Sommige slachtoffers kunnen heftig reageren op dingen die je zegt of doet. 

  • Gebruik liever geen woorden als: nooit, altijd of moeten. Veel slachtoffers hebben een ‘allergie’ voor dit soort woorden. Kinderen in jeugdzorg kregen vaak opmerkingen te horen als : ‘jij mag dit nooit verder vertellen’ en ‘jij bent altijd lastig’.   
  • Veel slachtoffers zijn heel gevoelig voor de kleinste aanwijzingen dat zij net zo behandeld gaan worden als vroeger. Of dat recente negatieve ervaringen zich herhalen. Slachtoffers kunnen daarom heftig reageren zonder precies duidelijk is waarom ze dat doen. Maak dit bespreekbaar. Vraag bijvoorbeeld: waarom ben je nu eigenlijk boos? En op wie?

Als hulpverlener is het goed om te weten dat slachtoffers soms uitersten laten zien als zij over het geweld praten. Iemand kan heftig reageren of nauwelijks. Soms houdt iemand er een sterke mening op na, een ander heeft geen mening of durft deze niet te geven. Een paar voorbeelden hiervan zijn:

  • Soms klopt de heftigheid van het verhaal niet met de gezichtsuitdrukking van het slachtoffer. Sommige slachtoffers lijken zonder emotie hun verhaal te vertellen. Daardoor kan een hulpverlener de indruk krijgen dat het iemand iemand niet zo heel veel doet, terwijl dat wel zo is.
  • Veel mensen zitten zo omhoog met hun verhaal dat ze, als het ware, helemaal leeglopen als ze één keer de mogelijkheid krijgen. Dat kan zich ook uiten in boosheid. Boos op de hele wereld, wat nu eindelijk een keer de ruimte krijgt. Het is dan soms moeilijk om beleefd te blijven en niet boos te reageren op jou. De boosheid is echter een projectie en is op het verleden gericht. Naast boosheid voelen sommige slachtoffers veel schaamte over wat hen is overkomen.  
  • Sommige mensen zijn doorgeschoten in bepaalde ideeën. Door jarenlange teleurstelling, pijn, en verdriet. Termen als pedofielennetwerken, ontvoering en kinderhandel kunnen langskomen. De staat is de vijand. Sommige mensen trekken dit ook door naar de corona-pandemie en zijn bang dat de overheid controle wil. Ga niet in op deze ideeën. Leid het gesprek terug naar de kern.

Wat moet je doen?

‘De beste houding is die van een ‘zakelijke, lieve insteek’, aldus een slachtoffer.

Spreek zo vroeg mogelijk in het gesprek uit dat het slachtoffer onrecht is aangedaan. Soms is erkenning de belangrijkste behoefte van een slachtoffer en is andere ondersteuning niet nodig. Veel hulpverleners zien de behoefte aan erkenning aan voor een vraag om behandeling. Hierdoor zitten veel mensen onnodig in de hulpverlening. 

Wees aanwezig en luister met aandacht. Neem de tijd voor een slachtoffer. Zorg dat je niet afgeleid wordt. Het valt op als je ergens anders aan denkt tijdens het gesprek. 

Zorg ook dat jullie niet gestoord kunnen worden. Dus geen berichtjes, telefoons of binnenlopende collega’s!

Als hulpverlener wil je helpen. Maar tijdens de eerste gesprekken hoef je alleen maar te luisteren. Het gesprek vindt plaats op basis van gelijkheid, van ‘mens tot mens’. Laat het ‘hulpverlenen’ nog even achterwege.

Probeer echt om iemand te begrijpen. 

  • Verplaats je in zijn of haar belevingswereld. Als dit niet lukt, geef dat dan aan. 
  • Stel vragen als je iets nog niet helemaal begrijpt. 
  • Check ook regelmatig of je iets goed begrepen hebt. Vertrouw er niet op dat je vanuit je ervaring wel een beeld hebt van wat mensen doormaken en doorgemaakt hebben. 
  • Soms kan het moeilijk zijn om het slachtoffer te volgen. Iemand kan heftige gevoelens hebben met bijpassende beschrijvingen. Geef het aan als je het niet meer volgt. 
  • Laat iemand eerst zijn of haar verhaal helemaal vertellen. Onderbreek iemand alleen als je een vraag hebt (zoals hierboven) of als je het niet volgt. Geef dan duidelijk aan wanneer je genoeg informatie hebt, en laat het slachtoffer weer verder praten.

Vraag niet meteen naar gevoelens. Voor sommige mensen is dat een erg moeilijke vraag. Het kan nog meer emoties oproepen. Deze emoties kunnen ervoor zorgen dat iemand niet verder wil of kan vertellen. 

Laat iemand eerst vertellen wat hij of zij wil vertellen. Soms zal dit een opsomming zijn van feiten of gebeurtenissen. Je kunt op een later moment naar de gevoelens bij die gebeurtenissen vragen.

Respecteer het slachtoffer en het verhaal dat diegene vertelt. Veroordeel niet. Het kan zijn dat je sommige dingen niet gelooft. Of dat je sommige stukken uit het verhaal niet logisch of overdreven vindt. Dat kan, maar het verhaal in twijfel trekken is niet aan jou.

Sta open voor eventuele kritiek. Veel slachtoffers hebben slechte ervaringen met hulpverleners. Het kan zijn dat het gesprek met jou ze herinnert aan deze slechte ervaring. Of het slachtoffer voelt zich niet goed bij iets wat je doet of zegt. Hij of zij kan je ergens op aanspreken. Het maakt niet uit of de kritiek terecht of onterecht is.

Benoem dat je de kritiek gehoord hebt en vraag door als het niet helemaal duidelijk voor je is. Vraag hoe jij beter kunt helpen en pak daarna het gesprek weer op.

Op het juiste moment kun je ook iets van je eigen gevoelens uitspreken en tonen. Als je daar zelf behoefte aan hebt en om het voor jezelf goed af te sluiten. Dat kan zijn: ik vind dit aangrijpend, ben geraakt door wat je zegt, vind het heel erg, verdrietig voor je, ik raak zelf verontwaardigd over wat je vertelt. 

Het inzetten van jouw ervaringen kan het contact versterken. Dit kan je overwegen, als dat aan de orde is. Vraag aan het slachtoffer of dit helpend kan zijn. Sommige slachtoffers hebben al genoeg moeite met het doen van hun hun eigen verhaal. Uiteraard moet het verhaal van het slachtoffer centraal blijven staan.

Schrijf mee met het gesprek. Daardoor kun je mensen een samenvatting geven in hun eigen bewoordingen. Sommige mensen zijn erg gevoelig voor exacte bewoordingen. In je samenvatting kun je wel in eigen woorden beschrijven welke emoties je bij het slachtoffer zag.

Meeschrijven zorgt er ook voor dat je minder vergeet. Het kan erg vervelend zijn als een slachtoffer twee keer dezelfde heftige gebeurtenis moet vertellen. Of zijn of haar gevoelens daarover.

Lees het volgende hoofdstuk:

Scroll naar boven